HENK LIFT MEE

We zitten in het eetcafé van het Gemeentemuseum in Den Haag. Judith Osborn, 48, zit nog aan haar luxe broodje met zalm, makreel en gebakken ei. Aan het tafeltje naast ons zit de hele crew van Koffietijd, inclusief Loretta Schrijver. Ze hebben zojuist met Judith een item gemaakt over schilder Mark Rothko. 'We zijn nog niet begonnen hè,' zegt Judith verschrikt, wanneer ze mijn bloknootje ziet, en schuift met haar tong de etensresten van haar tanden. 

De auto wordt in de regen voorgereden. We rennen ernaartoe. Judith draagt zo'n klassieke, bruine jas die de mooie dames in films ook altijd dragen. Daaronder een zwarte rok, blote benen, rode hoge hakken. Op de achterbank van de auto valt haar jas open. Een diep decolleté tussen twee weldadig naar voren geduwde borsten.     

Een stagiaire van Koffietijd rijdt ons zwijgend naar IJburg. 'Ik ben daar nu in quarantaine,' zegt Judith. 'Alleen hiervoor heb ik een uitzondering gemaakt, omdat ik Mark Rothko zo goed vind.' Ze is in quarantaine omdat in november haar nieuwe expositie opent. Sinds een jaar is Judith weer fanatiek aan het schilderen. In die korte tijd heeft ze al twee keer geëxposeerd. Daarvoor had ze er de tijd en rust even niet voor. Zeker niet toen haar man, inmiddels overleden, met haar de hele wereld over reisde. Maar nu is ze met regisseur Bert van der Veer. En hij bleef er maar bij haar op aandringen: schilder!

Met haar hoogblonde haar oogt Judith Osborn in eerste instantie als een vrouw die eeuwig mooi en jong wil blijven. Toch wordt ze ouder. De huid van haar nek is de huid van een vrouw op leeftijd. Haar gezicht is door het leven getekend. Veelzeggend is het dan ook dat ze juist in deze fase van haar leven heeft besloten om zelfportretten te gaan schilderen. 'Het gaat me om de vergankelijkheid,' zegt ze. 'Het moet niet mooi zijn. Mooi is saai. Ik word met mezelf geconfronteerd en dat is soms heel heftig.' Het schilderij moet mooi zijn, niet de vrouw die erop is afgebeeld. Ze haalt Lucien Freud aan als voorbeeld.

Ze praat met veel armgebaren. Het lijkt belangrijk voor haar te zijn dat ik begrijp wat ze wil zeggen met haar woorden en met haar werk. Soms is zo enthousiast dat ze me zachtjes op mijn arm mept. Af en toe vang ik slechts losse zinnetjes op. 'Iedereen is maar bezig met perfect zijn.' 'Het proces is interessanter dan het schilderij.' 'Dit is voor het eerst dat mijn werk ergens over gáát.' 'Mensen zijn op mooist wanneer ze kwetsbaar zijn.' 

Wanneer we Den Haag achter ons hebben gelaten kijkt ze heel even in stilte uit het raam. 'Wat heerlijk om hier weer weg te gaan.' Ooit begon ze in Den Haag aan de kunstacademie. 'Ik ging er dood.' Een vriendin had woonruimte te huur in Amsterdam. Weg was ze. Aan het werk in een kunstgalerie.

'Het is niet altijd even makkelijk,' vertelt ze. 'Als ik met mijn werk niet tevreden ben dan zit ik op de bank en voel ik me verschrikkelijk.' Dan belt ze Bert op. Hij herinnert haar er dan aan dat ze er de volgende dag weer heel anders over kan denken.

De naam Bert valt vaak. Dan glinsteren haar bruine ogen. Ze zien elkaar in de weekenden. Iedere zondagochtend draait hij LP's voor haar. Zij ligt dan op het vloerkleed te luisteren met een platenhoes in haar handen. 'Héérlijk is dat!' roept ze.     

Het Hollandse land in de regen. Deken van grijs. Koeien met gebogen hoofden. 'Ik wantrouw mensen,' vertrouwt Judith me ineens toe. 'Ik laat eigenlijk nooit het achterste van mijn tong zien.' Een flits van kwetsbaarheid in haar glimlach. Ineens zie ik een meisje zitten. Ze is vroeger gekwetst. Langdurig, zegt ze. Nu blijft ze liever op de oppervlakte. Haar nieuwe werk zal voor haar moeten spreken. 

In het ruimtelijke maar ongezellige IJburg krijg ik een knuffel en drie kussen. Even later, in de tram, krijg ik een berichtje: 'Dear Henk, je bent een leukerd! Lieve groet X Juud.' Naast me is een man met zijn hoofd tegen het raam in slaap gevallen. Ik zie Judith en Bert voor me. Zondagochtend. Haardvuur aan. Allebei in hun ondergoed. Bruce Springsteen op de pick-up. Geen wantrouwen. 

De Volkskrant, 8 november 2014